Antwoord op "Hoe gaat het?"
* Het gaat goed, dankjewel.
* Alles is prima, bedankt.
* Ik maak het goed, dank je wel.
* Het is goed met mij, bedankt.
Antwoord op "Kan het dat jij Nederlands spreekt?"
* Ja, ik spreek Nederlands.
* Ik heb Nederlands geleerd op school.
* Ik heb Nederlands geleerd door in Nederland te wonen.
* Ik heb Nederlands geleerd door met Nederlanders te praten.